Mentorschap volgens Dorian van der Brempt

None

 “Mentor”
“Mijn vader was een man van de vorige eeuw. Van 1906 tot 1995 heeft hij getracht zijn sensualiteit, aandacht voor schoonheid en liefde voor mensen in de juiste vorm te gieten. Dat is een complex levenswerk geworden. Hij was katholiek maar niet streng opgevoed door een intelligente moeder en een hardwerkende vader. Kleinburgerij was zijn biotoop. In 1914 vlucht zijn grootmoeder met hem naar Engeland. Als kind leert hij een nieuwe taal kennen en een cultuur die bestaat uit goede manieren en goede smaak. Van zijn acht tot zijn twaalf jaar was hij een vluchteling in Engeland en dat maakte later van hem een onvoorwaardelijke anglofiel. Zijn bewondering voor Oscar Wilde die hij veel later ontdekt, bevestigt hij in 1949 door mij te trakteren op de, toen nog, exotische voornaam Dorian.
Mijn vader leerde mij vooral kijken en luisteren. Hij wilde van mij een gentleman maken. ‘Never inflict pain’ was zijn raad. Vandaar dat ik – nog steeds – tafelmanieren combineer met een galanterie die ouderwets is. Ik leerde mijn zitplaats in tram en bus afstaan aan ouderen en dames, ik hield klapdeuren open en tot vandaag weiger ik om iets te zoeken in een dameshandtas. Dat is een privédomein waar ik absoluut niets te zoeken heb. Misschien is dat privédomein ook metaforisch voor het respect voor elkaars geheim. Mijn vader heeft mij steeds de ruimte gegeven om sommige zaken voor mij te houden. Een vrijheid die hij ook voor zichzelf nam. Wij hadden een ‘secret area’ en die respecteerde hij bij mij en ik bij hem. Ik hield veel van de kwetsbare man die mijn vader was maar wil ik hem niet mijn mentor noemen. Hij was misschien een pre-mentor.
Mijn mentor Fernand Nédée ontmoet ik op 3 januari 1977. Twee maand later begin ik voor hem te werken. Hij sterft op 3 augustus 1980. Mijn vader troost mij met de woorden: ‘hij was voor jou de vader die ik niet kon zijn’. Ik ervaar voor het eerst intens gemis. Ik ben wees want ik heb geen mentor meer en voor het eerst na drie jaar zal ik autonoom moeten denken. Ik voelde mij nooit geremd door mijn mentor maar elke beslissing die ik nam, toetste ik, al was het maar in gedachte, aan zijn oordeel.
Ik heb weinig studies afgemaakt. Kunstgeschiedenis vond mijn vader geen goed idee. Het werd dus Romaanse Filologie aan de Antwerpse Jezuïeten Universiteit. Maar het was ook mei 68 en we wilden meer dan vlijtig studeren. Ik verlaat de universiteit met liefde voor en haat jegens de Jezuïeten die ik bewonder vanwege hun degelijkheid en organisatietalent maar wier geslepenheid en hypocrisie onverdraaglijk zijn.
Het sollicitatiegesprek dat ik op 3 januari 1977 had, is tot vandaag het belangrijkste gesprek van mijn leven. Nédée bezit de Priorij Corsendonk, een studieklooster dat eind 14de eeuw door Augustijnen werd gesticht. Hij had het gerestaureerd en de nieuwe affectatie is een residentieel seminariehotel. Zijn vraag was kort en duidelijk: of ik zin had om dit bedrijfje voor hem te leiden. Hij wilde geen winst maar een kostendekkende exploitatie. Een positief exploitatieresultaat mocht aan culturele projecten worden besteed. Al het hedendaags geleuter over creatieve industrie en cultureel ondernemerschap werd veertig jaar geleden een feit. De projecten met Mapplethorpe, Fabre en Vandekeybus werden ongewild gefinancierd door Philips, Honeywell en Agfa-Gevaert.
Fernand Nédée bevrijdt mij van mijn vooroordelen. Als bankier, holdingbaas, overtuigd katholiek en penningmeester van de toenmalige Christelijke Volkspartij was hij de perfecte ‘te mijden man’ voor de linkse romanticus die ik was (en nog steeds ben). Nooit heb ik een meer intelligente, integere en correcte mens ontmoet. Ik keek uit naar onze zaterdagochtendsessies, stelde mijn opgespaarde vragen en had de indruk dat hij steeds een wijs antwoord gaf. Af en toe twijfelde hij en dan zouden we er op terugkomen. Zijn grootste talenten waren een immense generositeit gekoppeld aan een grenzeloze empathie. Hij bezat de gave om gemeend aandachtig te luisteren. Nooit ontmoette ik iemand die zo positief was, die met zoveel respect sprak over andersdenkenden. Na elk gesprek had ik de indruk dat ik iets had geleerd over het leven, over macht en onmacht of over liefde en dood. Als synthese herhaalde hij mij de woorden van Voltaire: ‘De mes amis protégez-moi, mes ennemis je m’en charge.’ Hij gaf me ook volgende goede raad: ‘Het is niet omdat iemand jou raad vraagt dat je de indruk moet geven alles te weten.’
Ik ben zeer dankbaar dat ik hem mocht kennen. Het is een privilege hem mijn mentor te mogen noemen. Twee maand voor zijn dood was hij de eerste aan wie ik de geboorte van mijn derde dochter ging melden. Hij zei toen: ‘Vergeet nooit dat onze relatie uitzonderlijk is.’ Dit was een kort en duidelijk afscheid.
Sinds 3 augustus 1980 heb ik veel mensen ontmoet die ik bewonder maar nooit meer heb ik hetzelfde vertrouwen kunnen voelen en geven. Een mentor is een inspirator, een bron van wijsheid, van kennis en van liefde.”

Dorian van der Brempt
Oostende 26 juni 2015

blog comments powered by Disqus